VERVAL
1990 - 2002
Nadat het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) het poortgebouw in 1990 van European Container Terminals (waarin Müller Thomsen inmiddels was opgegaan) voor 2 miljoen gulden had verworven, werd het gebouw overgelaten aan de grillen van zijn omgeving. Het gebied rond de Lekhaven en Keilehaven werd berucht door drugshandel en de nabijheid van de Keileweg, destijds de bekendste tippelzone van het land.Het gebouw werd leeggeroofd, alle hang- en sluitwerk was uiteindelijk verdwenen, alle toiletten en douches waren eruit gesloopt en van de klinkerbestrating op de begane grond restte slechts het zand. De elektra- en waterinstallaties waren geheel vernietigd, de nog aanwezige rioleringen liepen leeg in het gebouw, alle staalwerk roestte en stalen deuren waren verdwenen, de verdiepingvloer vertoonde vele gaten en de tegel- en granitovloeren waren fors beschadigd.
Deze verloedering ging het Comité Wederopbouw aan het hart. Deze groep werd in 1992 opgericht en zette zich in voor de ‘herwaardering van de veel verguisde architectuur uit de wederopbouwjaren, die zo dikwijls gedachteloos ten prooi valt aan de slopershamer.’ Het comité schreef in 1993 een brief aan het college van B&W om er, met het poortgebouw als voorbeeld, op te wijzen dat ‘het utilitaire werk van architect Van den Broek langzaam en geruisloos uit de stad dreigt te verdwijnen, terwijl Van den Broek één van de belangrijkste architecten van Rotterdam is geweest.’ In 1996 waren de loodsen inmiddels gesloopt en nam de verloedering steeds ernstiger vormen aan. Wederom vestigde het Comité de aandacht op het ‘inmiddels behoorlijk onttakelde’ poortgebouw. ‘Het havengebouwtje [is] verworden tot een speelbal van onverlaten die zich door de plankieren een weg zoeken en het gebouw inwendig ‘verbouwen’’. In 1995 werd het gebouw opgenomen als ‘historisch waardevol object’ in het rapport Het industrielandschap in de haven van Rotterdam, dat verscheen in een reeks rapporten die het Projectbureau Industrieel Erfgoed (Zeist) uitgaf in de jaren negentig.
Dat het poortgebouw nog niet gesloopt was, kwam doordat de gemeente weigerde een sloopvergunning af te geven. Die weigering hing vermoedelijk samen met de herwaardering voor naoorlogse architectuur die, mede dankzij het Comité Wederopbouwarchitectuur in volle bloei was. Het OBR liet van de weeromstuit een verbouwingsplan maken voor het fruitoverslagbedrijf Seabrex, dat belangstelling had voor het gebouw. Architectenbureau Van den Broek & Bakema zou het ontwerp op zich nemen en het hele project zou zo’n 10 miljoen gulden gaan kosten. Maar de kosten van deze ingrijpende renovatie waren te hoog. Seabrex trok zich terug; het hele plan ging niet door.
Na een brand eind 1996 werden de loodsen gesloopt en kwam het poortgebouw vrij te staan. Een situatie vergelijkbaar met het bekendere poortgebouw van Maaskant aan de Schiehaven. Er herinnerde niet veel meer aan het ooit zo fraaie moderne gebouw. Uitgewoond door krakers en antikrakers en leeggeroofd en ontdaan van te verkopen metalen door junks en gauwdieven was het veranderd in een moderne ruïne.