Thomsen & Co. (>1873)VierhavengebiedThomsen's Havenbedrijf (>1911)J.Ph. BackxBureau Brinkman & Van den Broek
J.Ph. Backx
In 1935 werd J.Ph. Backx (1903-1982) directeur van Thomsen’s Havenbedrijf. Hij volgde daarmee zijn vader C.P.H.J. Backx op, die het bedrijf samen met zijn zwager J. Key had geleid. Al in 1929 was Backx tot het bedrijf toegetreden, waar hij ‘in de pit’ begon om het bedrijf in al zijn facetten te leren kennen. Hij was toen net, op 25-jarige leeftijd, gepromoveerd met het proefschrift De haven van Rotterdam. Een onderzoek naar de oorzaken van haar economische beteekenis in vergelijking met die van Hamburg en Antwerpen.Na het aantreden van de jonge Backx als directeur krijgt de sociale verzorging van de werkers in het bedrijf steeds meer de aandacht van de bedrijfsleiding. Er komen nieuwe kantines, was- en kleedlokalen, het veiligsheidswerk wordt ter hand genomen en een belangrijke stap vooruit is de totstandkoming van het pensioenfonds voor het vaste personeel.
Backx werd, in navolging van zijn voorganger J. Key, in 1946 lid van het bestuur van Scheepvaartvereniging Zuid. Waar Scheepvaartvereniging Zuid voor de oorlog vooral het belang van de ondernemers vertegenwoordigde, werd na de oorlog de collectieve verantwoordelijkheid van de werkgever belangrijker. Dit kwam enerzijds voort uit de heersende personeelsschaarste, anderzijds uit de ‘nieuwe visie op de arbeider’ die een opleiding, goede huisvesting en kookcursussen voor de echtgenote behoefde. Deze naoorlogse verschuiving van prioriteiten werd voor een groot deel beïnvloed door het lidmaatschap van Backx, die zijn werkzaamheden bij Scheepvaartvereniging Zuid modelleerde naar maatregelen die hij eerder had genomen bij Thomsen’s Havenbedrijf.
Zo ontstond een wisselwerking tussen het sociale beleid binnen Thomsen’s Havenbedrijf en dat van de Scheepvaartvereniging Zuid. Backx’ benadering was weliswaar sociaal, maar stoelde op economische drijfveren: de arbeidsproductiviteit,
die na de oorlog door schaarste aan arbeidskrachten met 30% was gedaald, moest opgevoerd worden. Volgens Backx droegen goede sociale maatregelen bij aan de motivatie van arbeiders. De meeste leden van de Scheepvaartvereniging Zuid vonden de kosten van sociale lasten, die zo’n 60 procent van het loon bedroegen, echter te hoog. Daarnaast trokken ze de effectiviteit van een dergelijke maatregel in twijfel: men was bang dat de arbeiders verwend werden en de verworven rechten te snel voor lief zouden nemen. Scheepvaartvereniging Zuid zag in loonsverhogingen een goedkopere en effectievere oplossing. De reactie van Backx hierop was stellig: ‘Deze stemmen vinden juist in de haven, waar relatief weinig gedaan wordt, weerklank en dienen als een gemakkelijk argument om maatregelen na te laten die op zichzelf nuttig en nodig zijn’.
Het ontmoedigde Backx niet om in Thomsen’s Havenbedrijf zijn ideeën uit te breiden. Hij ging daarin nog veel verder dan primaire arbeidsvoorwaarden: zijn sociale beleid was sterk verweven met zijn ideeën over de verheffing van de arbeider. Deze leefde volgens Backx in een ‘culturele woestijn’. Het door Backx opgerichte tijdschrift THB-nieuws bevatte naast voorstellen van arbeiders voor verbeteringen van hun werkomstandigheden, uitkomsten van binnen- en buitenlands onderzoek naar de sociaal-culturele vorming van de arbeider. Backx’ definitie van sociaal beleid was ‘al het vrijwillige, niet bij wet verplichte’ beleid dat ten goede kwam aan de arbeiders.
Daar hoorde ook een goede woning bij. In 1951 werd de Stichting ter bevordering van Eigendomsverwerving door het personeel in vaste dienst van de NV Thomsen’s Havenbedrijf en Nevenbedrijven opgericht. Het doel was het personeel ‘te stimuleren tot en behulpzaam te zijn bij het verwerven van duurzame goederen. Het nastreven van deze doelstelling wordt gezien als het middel, waardoor de ontwikkeling van de persoonlijkheid en het besef van persoonlijke verantwoordelijkheid kan worden bevorderd.’ Ook leende Thomsen’s Havenbedrijf de gemeente Rotterdam in 1951 geld voor woningbouw. Beide partijen hadden daar baat bij: werknemers van Thomsen’s Havenbedrijf hadden voorrang bij huur of aankoop van de woningen, waardoor deze ‘economisch aan de gemeente Rotterdam [waren] gebonden’. In 1957 werden in de Ridderkerkse wijk Slikkerveer drie straten bebouwd met moderne eengezinswoningen voor de arbeiders. Ook in Thomsen’s Havenbedrijf werd vrijetijdsbesteding een steeds belangrijker onderdeel van het leven: in 1960 werd in het buurtschap Rijsoord, vlakbij Ridderkerk, een bungalowpark geopend voor de werknemers, dat zij zelf deels hebben opgebouwd.
Onder Backx’ directeurschap zou Thomsen’s Havenbedrijf een ongekende groei doormaken: het personeelsbestand groeide van 200 in de jaren dertig tot 2000 in de hoogtijdagen van de jaren vijftig en zestig.
Ondanks Backx’ grote successen werd een inschattingsfout over de toekomst van het stukgoed Thomsen later fataal. In 1951 was Backx medeoprichter van de International Cargo Handling Co-ordination Association (ICHCA), die er op moest toezien dat de verschillende haventechnieken wereldwijd beter op elkaar zouden aansluiten. Concreet hield hij zich bezig met het toepassen van vorkheftrucks in scheepsruimen en het in gebruik nemen van roll-on-roll-offschepen (RoRo), waarbij de lading in zijn geheel aan de achterkant van het schip geladen en gelost kon worden. Backx hield geloof in deze manier van havenhandel, ook toen het gebruik van containers explosief groeide. Thomsen’s Havenbedrijf sloot zich te laat aan bij deze ontwikkeling en werd een kleine speler in de wereldwijde handel, wat ertoe leidde dat het bedrijf in 1967 moest samengaan met havenbedrijf Müller NV.
Backx nam in 1963 afscheid van Thomsen’s Havenbedrijf. Tijdens zijn directeurschap bouwde hij de twee grootste kwaliteiten van het bedrijf, sociaal bewustzijn en technische innovatie, verder uit. Dit deed hij door plaats te nemen in talloze commissies, besturen en door zelf initiatieven te ontplooien. Dit ging over de bedrijfsgrenzen heen waardoor hij een belangrijke plaats vervulde in de Rotterdamse elite.
Suggesties beeld